boxer puppies te koop


Geschiedenis Boxer

 

De Boxer is een Duits ras dat aan het eind van de 19e eeuw is ontstaan. Zijn verre voorouders stammen echter uit lang vervlogen tijden, toen de mens nog van de jacht leefde en op krijgstocht ging met zijn Molossers. Al sinds de Grieks-Romeinse oudheid, en later ook in de middeleeuwen, werden sporen van forsgebouwde honden aangetroffen. Dit waren honden van een zeer uiteenlopend type, die werden gebruikt vanwege hun kracht en agressiviteit. De meeste volkeren en beroemde veldheren vormden hondenlegioenen die van groot nut waren bij hun veroveringen. Zo hebben met name de Hyksos - een volk afkomstig uit Azië - de gevreesde Molossers in Egypte geïntroduceerd. En om veldslagen te kunnen winnen, maakte Philippus II (354-336 v. Chr.) - vader van Alexander de Grote - gebruik van Mastiffs. In 101 v. Chr. moesten de Romeinen zelf ten strijde trekken tegen de krachtige honden die waren meegebracht door de Cimbren, een volksstam afkomstig uit Noord-Europa. Veel later, ten tijde van de renaissance, lukte het Hendrik VIII (1491 - 1547) van Engeland om de troepen van Karel V te verslaan dankzij zijn slagorde van meer dan 500 doggen. Deze droegen metalen of leren harnassen en waren bewapend met halsbanden, voorzien van ijzeren punten en vlijmscherpe, stalen messen.

 

Dit type soldaathond werd ook gebruikt om op groot wild te jagen en het uit te putten, zoals beren en wilde stieren. Toen in de loop der eeuwen de mens niet echt meer van de jacht hoefde te leven en ook de gevechtstechnieken verder werden ontwikkeld, moesten deze dieren aan nieuwe taken worden aangepast. Zo hebben verschillende hondentypen zich langzamerhand over heel Europa verspreid, afhankelijk van de zeden en gewoonten van de bevolking. De meeste honden werden gefokt om als waakhond te dienen, terwijl de rest vechthonden werden. Deze moesten het opnemen tegen stieren en wilde dieren, louter en alleen ter vermaak van de mensen. De voorvaderen van de Mastiff en de Bulldog in Groot-Brittannië en van de Bordeaux Dog in Zuidwest-Frankrijk, stammen af van deze doggen. Hetzelfde geldt voor de voorvader van de Duitse Dog en de Bullenbeisser (Bullebijter). De laatstgenoemde is de directe stamvader van de Boxer zoals wij die nu kennen.

 

Boxer pup

 

De Bullebijter werd vroeger, zoals uit Oudgermaanse geschriften blijkt, ook wel 'canis ursiritus' (beerhond) of 'canis porcatoris' (zwijnhond) genoemd, en zou al gauw over de grenzen bekendheid krijgen. In de tweede helft van de 19e eeuw was hij ook in Nederland, België en Oost-Frankrijk vertegenwoordigd. Er werd toen een onderscheid gemaakt tussen de Danziger Bullebijter en het kleinere slag, de Brabanter Bullebijter. In 1877 beschreven twee fokkers de hond in het blad Der Hund und seine Jagd (De hond en zijn jacht) als volgt: 'Het is een indrukwekkende hond, hij is sterk en serieus. Het is de meest intelligente hond onder de Dogachtigen. Hij heeft een schouderhoogte van ongeveer 55 cm. Zijn snuit is kort, breed en gerimpeld, met sterke plooien en hanglippen. Hij heeft een breed hoofd, breder dan van welk ander ras ook. De ogen staan een beetje schuin en worden enigszins afgedekt door de huid van het voorhoofd. Het voorhoofd en de wangen zijn gerimpeld. De oren zijn niet gecoupeerd. Zijn rug loopt recht. De vacht is wildkleurig, met wolfskleurige strepen.'

 

Deze typering doet duidelijk denken aan een soort dog, maar past evengoed bij de Engelse Mastiff of de toekomstige Boxer, en zelfs bij de Bulldog. In Groot-Brittannië moet men overigens de andere stamvader van de huidige Boxer zoeken. De Britten herinneren er namelijk vaak aan dat de eerste Boxer is ontstaan dankzij een Bulldog luisterend naar de naam Tom. Elizabeth Sommerfield. een bekende Engelse fokster, geeft in haar boek The Boxer een beschrijving van deze beroemde stamvader: 'In 1890 woonde Dr. Tënissen in Munchen en bezat een Engelse Bulldog, Tom genaamd. Jammer genoeg beschikken we niet over een portret van deze hond, maar één ding is zeker: hij was wit als sneeuw. Ook is vastgesteld dat hij veel weg had van de Bulldog uit het eind van de 19e eeuw. Eigenlijk leek hij al veel meer op de huidige Boxer dan op de Bulldog zoals wij die tegenwoordig op tentoonstellingen zien.' Men liet Tom een witte Bullebijter-teef dekken, genaamd Alts. Uit deze paring werd Flocki geboren, die onder deze naam als eerste Boxer werd geregistreerd in het boxerstamboek. Toch was Flocki waarschijnlijk geen bijzondere hond. In Dogues et Bouledogues (Doggen en Buldoggen) schreef Dr. Maurice Luquet zelfs dat het hier in feite om een soort bastaard van de Bulldog' ging.

 

Boxer pup

 

In 1895 voerden enkele hondenliefhebbers ter gelegenheid van de hondententoonstelling te Munchen tegelijkertijd zowel het ras als de naam daarvan in. Elizabeth Sommerfield beschrijft in haar boek hoe in 1895 Friedrich Roberth - in gezelschap van twee vrienden, Elard Konig en R. Hopner - naar Munchen kwam. Deze uit Wenen afkomstige Fokker van Airedale Terriers was tevens liefhebber van kortharige honden.

 

De drie vrienden slaagden erin de Duitse St. Bernard Club ervan te overtuigen een klasse voor 'Boxers' in te stellen tijdens de tentoonstelling in Munchen. In deze klasse werden vier honden ingeschreven, waarvan echter alleen Flocki in de herinnering is blijven voortleven.

 

Door de oprichting van de Deutscher Boxer Club en de eerste door deze club georganiseerde tentoonstelling, konden een jaar later al zo'n 20 exemplaren bij elkaar worden gebracht. En ondanks het feit dat ze nogal van elkaar verschilden - de een was wit, de ander geel gestroomd - leek een niet onbelangrijk aantal van deze dieren duidelijk op de Bulldog, dat wil zeggen ze waren groter, maar minder zwaar dan de Boxer van nu. Kort na de tentoonstelling te Munchen besloten Duitse boxerliefhebbers om de eerste rasstandaard op te stellen. Ze hadden niet minder dan zes jaar nodig om tot een acceptabele tekst te komen. Deze werd in 1905 tenslotte officieel aangenomen. Intussen was in 1904 het eerste tijdschrift, geheel gewijd aan de Boxer, verschenen, terwijl op hetzelfde moment de fokkerij een belangrijke vlucht begon te nemen.

 

Boxer pup

 

De Eerste Wereldoorlog (1914-1918) zou de Duitse fokkerij helaas ernstige schade toebrengen. Pas in het begin van de jaren '20 werd, onder leiding van Fritz Muller, de Boxer erkend als werkhond. Vanaf dat moment maakte het ras in Duitsland een geleidelijke ontwikkeling door, tot aan de Tweede Wereldoorlog (1940-1945). Terwijl in 1933 nog 30.000 inschrijvingen werden geregistreerd ,in het Stamboek, telde men er 38.000 in 1938. Het nut van de Boxer was voortaan erkend. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werden dan ook vele fokdieren gekocht door de in Europa gestationeerde geallieerden. Dat gold vooral voor de Amerikaanse troepen, die de honden in de Verenigde Staten invoerden. Omdat de Duitse hondenliefhebbers zich realiseerden wat voor schade een dergelijke aderlating met zich mee zou kunnen brengen, beperkten ze de export en stelden ze alles in het werk om het fokken in eigen land te stimuleren. Dit verhinderde de Amerikanen om een van de mooiste exemplaren van het ras te kopen, Heiner von Zwergeck, waarvoor ze toch meer dan 2000 dollar over hadden! In 1968 telde het register dat de Duitse Club bijhield in totaal 80.000 inschrijvingen. Vandaag de dag zijn dat er meer dan 150.000!

 

De ongekende populariteit van de Duitse Herdershond en de Boxer heeft bewezen dat een ras, met een weloverwogen standaard en goed aangepast aan de behoeften van, het publiek, overal erkenning kan krijgen. Hondenliefhebbers die van een dogachtige houden, maar wel van een die niet te veel ruimte in beslag neemt en die zo elegant mogelijk is, hebben in de Boxer precies gevonden wat ze zochten. Met de typisch Engelse humor beschrijft Elizabeth Sommerfield het als volgt: 'Ze willen niet zomaar een hond, ook geen hond die te lastig is om te verzorgen of te moeilijk is om te voeden, geen hond die te groot is, maar ook niet te klein. Daarnaast moet hij van kinderen houden, trouw zijn en een goede waakhond. De Boxer beantwoordt aan al deze verwachtingen.' De Duitse fokkers hebben zich altijd tegen het idee afgezet, dat de Boston Terrier een inbreng heeft gehad in het ontstaan van de Boxer. Om dit te ontkennen werden verschillende bronnen genoemd: onder andere schilderijen van Conca (1676-1764), waarop de 'Bullbeitzer' te zien is. Ook in het boek 'Der vollkommene Teutscher Jager' van Flemming (1719), zijn twee afbeeldingen te vinden. De ene betreft de 'Dantziger Bahrenbeisser' en de andere de 'Niederlandische Bollbeisser'. Van deze honden zou de Boxer afstammen. Een andere 18e-eeuwse deskundige, Dr. Reidinger, en ook R. Strebel, de schrijver van Die Deutsche Hun-den (De Duitse honden) sloten invloed van de Boston Terrier niet uit. En in zijn boek Les Races de Chiens (De hondenrassen) schreef graaf Henri van Bylandt over de Boston Terrier: 'In Duitsland wordt dit ras Boxer genoemd.' Ook over het feit dat de Engelse Bulldog inbreng heeft gehad in hei ontstaan van de Boxer was men indertijd in Duitsland niet echt te spreken. In ieder geval weerhield men zich er van hierover veel te vermelden.

 

Boxer pupje

 

De Boxer werd vanaf het begin van de 20e eeuw meteen populair in Nederland. Tijdens de tentoonstelling die in 1907 door de vereniging Cynophilia werd georganiseerd verschenen 73 Boxers in de ring. Maar één Boxer minder dan op de grote hondententoonstelling in Frankfurt van dat jaar.

 

De Boxer staat erom bekend dat hij heel gehecht is aan zijn baas en graag met kinderen speelt. Hij is uitbundig en heeft soms zelfs moeite om stil te zitten. Dat is een van de redenen waarom hij niet bepaald de aangewezen hond is voor bejaarden, hoewel zijn onstuimigheid eerder prettig is dan echt lastig. Toch is het in principe zo, dat als het dier al op heel jonge leeftijd wordt opgevoed en zijn baas hem duidelijk laat merken wie de baas is, men geen grote moeilijkheden hoeft te vrezen. Boxers zijn de aanhankelijkheid en liefheid zelve als ze netjes zijn opgevoed. Door hun intelligentie en hun wil om het hun bazen - als ze met hen een goed contact hebben - naar de zin te maken, is het prettig werken met deze honden. Van huis uit zijn Boxers ook goed in staat om - uiteraard na een gedegen opleiding de zogenaamde IPO-proeven (Internationale Prufungsordnung) of te leggen. Dat zijn proeven waaruit moet blijken hoe goed een hond in de hoedanigheid van waak- en verdedigingshond functioneert. De Boxer behoort tot de zes offici6le Duitse gebruikshondenrassen, maar wordt in Nederland en België voornamelijk als gezelschapshond gehouden.

 

Boxer pupje in het gras

 

Een Boxer is eigenlijk geen hond om de hele dag op een flat te zitten. Vooral de jonge Boxer is erg actief en heeft het meeste baat bij lange wandelingen en vaak stoeien met de baas. Hij heeft bewegingsruimte nodig, bijvoorbeeld een tuin waarin hij zich de hele dag kan uitleven, voordat hij 's avonds weer in huis komt. De baas van zo'n hond moet iedere dag lange wandelingen met hem maken, zodat hij kan rennen. !open en goed zijn energie kwijt kan. Boxers zijn speels en nieuwsgierig. Als ze tijdens een wandeling soortgenoten tegenkomen, willen ze zeker spelen. Hierbij willen ze nog wel eens de boventoon voeren, wat misschien bij de andere honden niet altijd in goede aarde valt. Als de Boxer al te opdringerig is, moet zijn baas hem corrigeren. Dat kan hij als hij zijn hond al op jonge leeftijd heeft geleerd zijn commando's op te volgen. Een Boxer is zeker een beschaafde hond, maar het is en blijft een hond met initiatief!

 

Volwassen Boxer


Gelukkig is dit dier gemakkelijk op te voeden, want hij is intelligent. En hoewel hij zich graag amuseert - springt, opspringt, een stok apporteert, balt met zijn jonge bazen, kortom laat zien dat hij er is en graag alle aandacht voor zich opeist, hoeft dit geen reden te zijn om aan al zijn invallen toe te geven. De Boxer is een zeer gespierde en zelfverzekerde hond, maar men moet ervoor oppassen dat hij geen kinderen of bejaarden omver loopt in zijn geestdrift en vrolijkheid, of het meubilair vernielt, onder het mom van 'hij leeft zich alleen maar uit'.

 

bron: mijn hond, mijn vriend